Column BOTENPARADE

 28 augustus 2016

Robert-Jan Bakker

BOTENPARADE – zwaaien als hemelse groet

Drie weken geleden was er groot feest in Amsterdam. Vrolijke vanen aan de Sloterplas hadden het al wekenlang aangekondigd. Als hoogtepunt de botentocht door de Prinsengracht, volgens een formule haast te eenvoudig om waar te zijn. Op het water vrouwen en mannen, homo of hetero, die uitbundig zwaaien, als ze niet net een dansje aan het maken zijn. Op de wal honderdduizenden mensen. Ze staan of zitten op bootjes, klapstoeltjes, in een lantaarnpaal of aan open vensters van de grachtenhuizen. Minzaam kijkend of gereserveerd, maar meestal een gulle glimlach en armen die terugzwaaien.

Op nummer vier voer dit jaar de Wereld Godsdiensten Boot mee. Vooraan in de stoet nog net de grijze kuif van onze burgemeester te zien. Een Amerikaanse predikante die in Den Haag werkt had uit alle grote godsdiensten leiders en leken weten te vinden om mee te varen, inclusief een man uit het Humanistisch Verbond en een jonge, Franse imam, die terecht de aandacht trok vanwege zijn karakteristieke uitrusting en zijn ongehoorde durf. Begrijpelijk slaakte hij nadat we weer aangemeerd waren een zucht van verlichting, dat het zonder ernstige incidenten afgelopen was.

Aan weerstand immers nog altijd geen gebrek. De Amsterdamse pastoor die mee had willen varen, kreeg van zijn bisschop een verbod. Twee prachtmeiden op de boot vertelden dat ze uit hun evangelische gemeente waren gezet. Een pistool is niet nodig om vrolijke mensen kalt te stellen, zoals de Duitse taal het duidelijk zegt.

De botenparade, zo simpel als wat wij dagelijks doen: zwaaien. Waar die groet ontbreekt, is een relatie kapot gegaan of nooit gelegd. Zwaaien dat denken doet aan een scheppingslied van de kerk, over open ogen en open oren die de tekens van de Heer verstaan: dan is het aardse leven goed, omdat de hemel mij begroet.

R.J. Bakker

  

 Reageren? e-mail: